On 27 May 2015, the bill for the Act implementing the European framework for the recovery and resolution of banks and investment firms (the "Implementation Act") and the explanatory memorandum thereto (the "Explanatory Memorandum") were published. The purpose of the Implementation Act is to implement the Bank Recovery and Resolution Directive ("BRRD") and to facilitate the application of the Single Resolution Mechanism Regulation ("SRMR").
Binnen het Wetgevingsprogramma Herijking Faillissementsrecht worden wijzigingen van het faillissementsrecht voorbereid. Het wetgevingsprogramma bestaat uit drie pijlers, te weten (i) fraudebestrijding; (ii) versterking van het reorganiserend vermogen van bedrijven; en (iii) modernisering van het faillissementsrecht. Wij noemen in deze Update enkele maatregelen waarop al concreet zicht bestaat.
In het kader van het wetgevingsprogramma herijking faillissementsrecht is op 1 september 2014 het wetsvoorstel civielrechtelijk bestuursverbod ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid om in geval van faillissement een (oud-)bestuurder of feitelijk beleidsbepaler van een rechtspersoon voor maximaal vijf jaar te verbieden een bestuursfunctie of functie als commissaris te bekleden binnen een rechtspersoon.
In Dutch case law it has long been held that the bankruptcy of a Dutch partnership automatically entails the bankruptcy of each of the partners. In a decision that explicitly breaks with previous case law, the Dutch Supreme Court found on 6 February 2015 that the bankruptcy of a Dutch partnership does no longer entail the bankruptcy of its partners.
Under Dutch law each partner of a partnership (other than a limited partner) is severally liable for liabilities of the partnership. The Dutch Supreme Court has recently rendered two important judgments with respect to the liability of partners in a partnership and the consequences thereof if the partnership is declared bankrupt.
Europe has struggled during the last several years to triage a long series of critical blows to the economies of the 28 countries that comprise the European Union, as well as the collective viability of eurozone economies. Here we provide a snapshot of some recent developments regarding insolvency, restructuring, and related issues in the EU.
Een failliet bedrijf kan aanlopen tegen handhavingsacties van bestuursorganen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan verontreiniging van gronden onder een industrieel bedrijf, waartegen het bestuursorgaan optreedt door oplegging van lasten met sanering van de gronden als doel. Het bestuursorgaan komt dan de curator als beheerder van de boedel tegen. Kunnen bestuursorganen die bevoegd zijn om tegen bepaalde overtredingen op te treden nu de curator aanspreken tot naleving van de wettelijke verplichtingen ten aanzien van de milieuverontreiniging die voorheen op de onderneming rustten?
In its judgment dated 2 September 2014, the Court of Appeal in The Hague ruled that moveable assets obtained subject to a retention of title (eigendomsvoorbehoud) should be considered future assets, and that ownership of such assets will be acquired after satisfaction of the relevant condition precedent (typically, full payment of the purchase price). A right of pledge over future assets created in advance will not be valid if the pledgor goes bankrupt before acquiring ownership of such assets.
In a judgment dated 20 March 2015, the Dutch Supreme Court ruled that all banks and intermediaries involved in the execution of a bank transfer, including the bank responsible for recording receipt of the bank transfer into the account held with it by the payee, qualify as parties whose services are directly or indirectly used by the payor in connection with the bank transfer.
Update on Dutch partnerships Willemijn Punt The Dutch Supreme Court recently delivered two important and interesting judgments in the matter of partnerships. The first judgment relates to the consequences of bankruptcy of a general partnership or a limited partnership for its partners. The second judgment pertains to a matter that has kept opinions in case law and legal literature divided for a long time, namely whether or not an acceding partner is liable for debts of the partnership going back to a moment in time prior to his or her accession.