Na jarenlange onduidelijkheid heeft de Hoge Raad op 3 juni 2016 geoordeeld dat op goederen die onder eigendomsvoorbehoud zijn geleverd een geldig pandrecht kan worden gevestigd. Dit is goed nieuws voor ondernemers.
On 5 February 2016, the Dutch Supreme Court (“Supreme Court“) ruled (ECLI:NL:HR:2016:199) that an estate claim (boedelvordering) based on damage suffered by a pledge holder, caused by the wrongful collection of claims encumbered by a right of pledge by a bankruptcy trustee, does not have priority over the estate claim relating to the remuneration of the trustee.
Indien een jaarrekening wordt vastgesteld conform de vereenvoudigde procedure (zoals neergelegd in artikel 2:210 BW lid 5 BW), dan geldt een afwijkende (kortere) termijn van elf maanden en acht dagen voor het vaststellen en publiceren van de jaarrekening. Het tijdig publiceren van de jaarrekening na haar vaststelling is van belang voor bestuurders van een vennootschap om te voorkomen dat zij ingeval van faillissement door de curator aansprakelijk worden gesteld wegens onbehoorlijk bestuur ex artikel 2:248 lid 2 BW.
Op 29 januari 2016 heeft de Hoge Raad een interessante uitspraak gewezen over de ontbinding (HR 29 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:152).
De feiten waren als volgt.
Twee broers zijn tot 1995 gezamenlijk eigenaar van een huis in Zeeland. Nadat broer A de volledige eigendom heeft verkregen, bedingt broer B het recht om gedurende een aantal weken per jaar het huis te huren conform een vastgestelde maximum prijs.
In a recent judgment, the Dutch Supreme Court ruled that in the event of a bankruptcy whereby the bankruptcy receiver has wrongfully collected receivables which were pledged to a secured creditor and the total value of the assets of the bankrupt estate was insufficient to pay all debts, the bankruptcy receiver was allowed to recover its salary from the proceeds of that wrongful collection with priority over the claim of that secured creditor.
Door inwerkingtreding van de Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening (de 'Uitvoeringswet') is een aantal wijzigingen ingevoerd ten aanzien van de publicatie- en deponeringsvoorschriften voor jaarrekeningen van ondernemingen. Deze Uitvoeringswet voorziet in de implementatie van een Europese richtlijn (2013/34/EU) in het Burgerlijk Wetboek.
Al sinds 2004 schrijft de MiFID richtlijn voor dat dat beleggingsondernemingen financiële instrumenten (waaronder verhandelbare derivaten) veilig en bankruptcy remote moeten aanhouden voor hun cliënten. In 2005 bleek waarom: bij het faillissement van Van der Hoop Bankiers bleek dat beleggers geen aanspraak meer hadden op hun derivaten, maar concurrent schuldeiser van de bank waren geworden.
De Minister van Justitie beloofde daarop met wettelijke bescherming te komen. Die is er nu.
Geen afgescheiden vermogen
In the event of bankruptcy, creditors are entitled to disclosure of the bookkeeping of the estate under certain conditions. In its decision dated 8 April 2016 (ECLI:NL:HR:2016:612), the Dutch Supreme Court ruled that this right is limited and depends on the purpose of the disclosure. Creditors are not entitled to disclosure if the purpose is to retrieve information to support their claim against a third party.
In its 18 December 2015 ABN/Marell judgement, the Dutch Supreme Court held that if secured debt is pledged, the holder of that right of pledge has the authority to enforce not only its own pledge but also the security connected with that pledged secured debt. Such chains of secured debt are not uncommon, but often parties are not aware that they exist. According to this new case law, security down the chain can be used in the enforcement of the primary security.
On 5 February 2016 the Dutch Supreme Court ruled that the fact that a trustee in bankruptcy unlawfully collected pledged receivables has no consequences for the ranking of his salary. That the trustee in this case would profit from his unlawful behaviour (his salary is the highest ranking claim in a bankruptcy) is undesirable, but not enough reason to change the ranking.