Het gaat de “pre-packprocedure” niet voor de wind. In een eerder blog schreven we al dat de advocaat-generaal bij het Europese Hof van Justitie (“Europese Hof”) concludeerde dat de Nederlandse pre-packprocedure geen faillissementsprocedure of procedure gericht op liquidatie is. Naar zijn oordeel gelden daarom de bepalingen inzake overgang van onderneming ook bij een pre-pack. Het Europese Hof volgt hem daar nu in.
Hierna volgt een korte bespreking van een arrest dat met name van belang is voor de praktijk. Een praktijk waarin curatoren steeds vaker geconfronteerd worden met ICT-leveranciers die zich opstellen als dwangcrediteuren (ik roep Oilily in herinnering), maar niet onder de reikwijdte van artikl 37b Fw vallen.
De kwaliteit van de debiteurenportefeuille is van belang voor de beoordeling van de vraag of een tussentijds dividendbesluit door de beugel kan. Dat blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad d.d. 23 september 2016.
In november 2016 is door de Hoge Raad bevestigd dat de vernietiging van een faillissement geen effect heeft op door een curator voordien verrichte beschikkingshandelingen. De curator kan rechtshandelingen verrichten tot het moment waarop de vernietiging in kracht van gewijsde is gegaan. Wel dient de curator terughoudend gebruik te maken van zijn bevoegdheden gedurende de periode waarin een vonnis tot faillietverklaring is vernietigd, maar deze vernietiging nog niet onherroepelijk is geworden.
Juridisch kader
In a judgment of 24 March 2017 (in Dutch), the Supreme Court of the Netherlands upheld the longstanding requirement that for a debtor to be declared bankrupt, there need to be at least two creditors.
In its judgment of 9 December 2016, the Supreme Court ruled that once the debtor of a receivable has been notified of a right of pledge over that receivable, the holder of the right of pledge not only has the power to collect the amount due under the receivable but also is entitled to file for the debtor's bankruptcy if the debtor fails to pay this amount.
Inleiding
De pre-pack procedure is mogelijk een kort leven beschoren. Bij deze procedure wordt al vóór het uitspreken van het faillissement een doorstart voorbereid door de aanwijzing van een "beoogd curator". De wet die deze wettelijk moet verankeren in het Nederlandse insolventierecht in 2016 is aangenomen door de Tweede Kamer, maar moet nog van kracht worden.
Op 3 juni 2016 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er een geldig pandrecht kan worden gevestigd op zaken die onder eigendomsvoorbehoud zijn geleverd aan de koper. Indien de koper failliet wordt verklaard, kan het voorwaardelijke eigendomsrecht uitgroeien tot een onvoorwaardelijk eigendomsrecht door vervulling van de voorwaarde jegens de verkoper (veelal volledige betaling van de koopsom). Ook de pandhouder kan deze voorwaarde vervullen. Het gevolg hiervan is dat genoemde zaken niet in de faillissementsboedel vallen, maar dat de pandhouder hier verhaal op kan nemen.
Op 1 juli 2016 is de Wet civielrechtelijk bestuursverbod in werking getreden. Deze wet is samen met de Wet herziening strafbaarstelling faillissementsfraude gericht op het bestrijden van faillissementsfraude en tracht te voorkomen dat de in een eerder stadium frauderende bestuurders hun activiteiten voortzetten door simpelweg een nieuwe vennootschap op te richten.