On September 19, the Dutch District Court ruled in the first ever Dutch court case on the transfer pricing implications of a large business restructuring and confirmed the legal certainty that taxpayers can derive from thorough transfer pricing documentation. The case was litigated by the Tax Dispute Resolution group of Baker McKenzie Amsterdam.
Nu de verkoop van de inventaris meer dan een jaar voor het faillissement heeft plaatsgevonden, is het bewijsvermoeden van art. 43 Fw niet van toepassing. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het paulianeus handelen rusten dan ook op de curator. De enkele omstandigheid dat het niet goed ging met de onderneming, betekent nog niet dat op dat moment te voorzien was dat een faillissement onafwendbaar was.
Op 2 juni 2017 heeft de Hoge Raad bepaald dat het adviesrecht van de ondernemingsraad in beginsel ook van toepassing is in faillissementen. De curator zal daarom de ondernemingsraad in beginsel in de gelegenheid moeten stellen om zich over een voorgenomen doorstart uit te laten.
CIVIEL
Omzetting surseance financieringsdochters Oi houdt stand
The acknowledgement of a claim interrupts the five years’ prescription period for claims for payment (art. 3:318 DCC). On 21 April 2017, the Dutch Supreme Court answered the question whether the conduct of one company can qualify as the acknowledgement of a claim by another company (ECLI:NL:HR:2017:755).
De Wet civielrechtelijk bestuursverbod voorziet kort gezegd in de mogelijkheid voor de rechtbank om in geval van faillissement een (oud-)bestuurder of feitelijk beleidsbepaler van een rechtspersoon voor maximaal vijf jaar te verbieden een bestuursfunctie of een functie als commissaris te bekleden.
In a recent judgment, the Supreme Court ruled that if a company acting in its capacity as director of another company is liable based on a wrongful act (onrechtmatige daad), Dutch law provides that the natural persons who were acting as directors of that director-company at the time the liability arose are jointly and severally liable.
Ondernemingen die boven bepaalde omzetdrempels uitkomen mogen niet fuseren voordat de ACM daartoe toestemming heeft gegeven (dit geldt ook voor overnames en oprichting van een gemeenschappelijke onderneming). Op dit moment mogen de ondernemingen zelf bepalen wanneer zij fuseren na de toestemming van de ACM. Als het aan de minister van Economische zaken ligt komt daar een einde aan: ondernemingen moeten binnen één jaar na die toestemming de fusie voltrekken. Dat staat in een wetsvoorstel dat de minister op 1 september jl. |