Dutch insolvency practice is increasingly looking for possibilities to effectively restructure failing companies rather than liquidate them in order to safeguard creditors’ interests, and preserve jobs and economic activity. In line with international developments, pre-packs are on the rise and consultation on a bill to regulate pre-packs is currently on-going.
De Hoge Raad heeft recent uitgesproken dat bij het stellen van zekerheid in het kader van het aangaan van een nieuwe kredietrelatie geen bewijsvermoeden geldt dat betrokken partijen wetenschap van benadeling hadden. Dit maakt het in beginsel niet eenvoudig een dergelijke zekerheidsstelling te vernietigen op grond van de faillissementspauliana.
Die Einführung des “Pre-Packs”, ohne gesetzliche Grundlage, die Krise wartet (eben) nicht auf die Regierung.
Einleitung
Recently the Minister of Justice issued a draft bill which, if enacted, will introduce a directorship disqualification order under civil law. The bill is open for consultation until 31 May 2013.
After a company has been declared bankrupt, the liquidator in charge of the bankrupt estate will process personal data on that bankrupt company’s behalf. The liquidator would then be considered a so-called data controller within the meaning of the Dutch Data Protection Act (DDPA).
A Dutch Court of Appeal recently upheld a lower court’s decision that a liquidator has the right to access data concerning the administration of a bankrupt company, the data of which are kept by a third party. It also held that this right, however, does not imply that the third party must provide the data in an orderly manner without being adequately compensated for it.
In geval van faillissement zijn er vaak meerdere schuldeisers tussen wie de overgebleven gelden moeten worden verdeeld. Daarbij is het van belang of een vordering als boedelschuld of als concurrente vordering wordt aangemerkt. Schuldeisers met een boedelvordering hebben voorrang op concurrente schuldeisers en krijgen vaak een groter deel van hun vordering vergoed. Het is voor een schuldeiser dus van belang dat een vordering als boedelvordering wordt aangemerkt.