Een aandeelhouder ziet door een faillissement de waarde van de in een vennootschap gehouden aandelen verdampen. Soms maakt de aandeelhouder een derde het verwijt dat deze verantwoordelijk is voor het faillissement en de daardoor voor de aandeelhouder ingetreden schade. Kan die aandeelhouder zijn schade op de derde verhalen? Deze vraag kwam aan de orde in het faillissement van reisorganisatie OAD. De rechtbank Midden-Nederland deed recent uitspraak in een door de aandeelhouder tegen de bank aanhangig gemaakte procedure.
Ruim zes jaar na het faillissement van het Meavita-concern heeft de Ondernemingskamer zich op 2 november jl. in harde bewoordingen uitgelaten over het handelen van bestuur en toezichthouders. De uitspraak volgt op een door de vakbonden en curatoren gestarte enquêteprocedure, waarin het beleid en de gang van zaken binnen Meavita voorafgaand aan faillissement zijn onderzocht.
Blog on The Hague Court of Appeal, 17 February 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:281 (FGH Bank N.V. v. Aannemingsbedrijf Fraanje B.V.)
Europe has struggled during the last several years to triage a long series of critical blows to the economies of the 28 countries that comprise the European Union, as well as the collective viability of eurozone economies. Here we provide a snapshot of some recent developments regarding insolvency, restructuring, and related issues in the EU.
Een failliet bedrijf kan aanlopen tegen handhavingsacties van bestuursorganen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan verontreiniging van gronden onder een industrieel bedrijf, waartegen het bestuursorgaan optreedt door oplegging van lasten met sanering van de gronden als doel. Het bestuursorgaan komt dan de curator als beheerder van de boedel tegen. Kunnen bestuursorganen die bevoegd zijn om tegen bepaalde overtredingen op te treden nu de curator aanspreken tot naleving van de wettelijke verplichtingen ten aanzien van de milieuverontreiniging die voorheen op de onderneming rustten?
In its judgment dated 2 September 2014, the Court of Appeal in The Hague ruled that moveable assets obtained subject to a retention of title (eigendomsvoorbehoud) should be considered future assets, and that ownership of such assets will be acquired after satisfaction of the relevant condition precedent (typically, full payment of the purchase price). A right of pledge over future assets created in advance will not be valid if the pledgor goes bankrupt before acquiring ownership of such assets.
In a judgment dated 20 March 2015, the Dutch Supreme Court ruled that all banks and intermediaries involved in the execution of a bank transfer, including the bank responsible for recording receipt of the bank transfer into the account held with it by the payee, qualify as parties whose services are directly or indirectly used by the payor in connection with the bank transfer.
Update on Dutch partnerships Willemijn Punt The Dutch Supreme Court recently delivered two important and interesting judgments in the matter of partnerships. The first judgment relates to the consequences of bankruptcy of a general partnership or a limited partnership for its partners. The second judgment pertains to a matter that has kept opinions in case law and legal literature divided for a long time, namely whether or not an acceding partner is liable for debts of the partnership going back to a moment in time prior to his or her accession.
Op 23 juni 2015 zijn de wetsvoorstellen civielrechtelijk bestuursverbod en herziening strafbaarstelling faillissementsfraude door de Tweede Kamer aangenomen. Beide wetsvoorstellen behoren tot het Wetgevingsprogramma Herijking Faillissementsrecht en zijn gericht op fraudebestrijding. Deze wetsvoorstellen zullen mogelijk op 1 januari 2016 in werking treden.