Nu de verkoop van de inventaris meer dan een jaar voor het faillissement heeft plaatsgevonden, is het bewijsvermoeden van art. 43 Fw niet van toepassing. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het paulianeus handelen rusten dan ook op de curator. De enkele omstandigheid dat het niet goed ging met de onderneming, betekent nog niet dat op dat moment te voorzien was dat een faillissement onafwendbaar was.
On 24 November 2017, the Dutch Supreme Court ruled that in the event a suspension of payments is converted into a bankruptcy, interest that accrues after the suspension of payments was granted, but before the debtor was declared bankrupt, can be presented to the bankruptcy trustee for verification (HR 24 November 2017, ECLI:NL:HR:2017:2991).
The acknowledgement of a claim interrupts the five years’ prescription period for claims for payment (art. 3:318 DCC). On 21 April 2017, the Dutch Supreme Court answered the question whether the conduct of one company can qualify as the acknowledgement of a claim by another company (ECLI:NL:HR:2017:755).
De Wet civielrechtelijk bestuursverbod voorziet kort gezegd in de mogelijkheid voor de rechtbank om in geval van faillissement een (oud-)bestuurder of feitelijk beleidsbepaler van een rechtspersoon voor maximaal vijf jaar te verbieden een bestuursfunctie of een functie als commissaris te bekleden.
In a recent judgment, the Supreme Court ruled that if a company acting in its capacity as director of another company is liable based on a wrongful act (onrechtmatige daad), Dutch law provides that the natural persons who were acting as directors of that director-company at the time the liability arose are jointly and severally liable.
In its judgment of 9 December 2016, the Supreme Court ruled that once the debtor of a receivable has been notified of a right of pledge over that receivable, the holder of the right of pledge not only has the power to collect the amount due under the receivable but also is entitled to file for the debtor's bankruptcy if the debtor fails to pay this amount.
In a recent judgment, the Supreme Court ruled that both the debtor and any counterparty performing the legal act have knowledge of prejudice to creditors if, at the time of performing the legal act, the bankruptcy of the debtor and a shortfall in the bankruptcy estate is foreseeable. This judgment confirms the Supreme Court's decision of 22 December 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BI8493).
Op 20 december 2016 is het wetsvoorstel versterking positie curator door de Tweede Kamer aangenomen. Ook dit wetsvoorstel maakt onderdeel uit van het overkoepelende Wetgevingsprogramma Herijking Faillissementsrecht.
Het wetsvoorstel Wet continuïteit ondernemingen I maakt onderdeel uit van het overkoepelende Wetgevingsprogramma Herijking Faillissementsrecht waarin wijzigingen van het faillissementsrecht worden voorbereid.
The District Court of Oost-Brabant: At the time of collection, if a trustee in bankruptcy has collected enforcement proceeds from receivables pledged under an undisclosed right of pledge over receivables, the pledgee of the undisclosed right of pledge remains entitled to claim such proceeds from the trustee in bankruptcy, provided it has not collected the proceeds in its capacity as representative of the insolvent pledgor. The claim, however, only applies to proceeds which have been paid directly into the liquidation account.