In 2015 oordeelde de Hoge Raad dat een curator met succes in verzet kan komen tegen een faillissement dat op eigen aangifte van de rechtspersoon is uitgesproken. Er was in dit geval sprake van een (bijna) lege boedel en er bestond geen verwachting dat er gedurende het faillissement nog activa konden worden gegenereerd. De curator zou de afwikkelingskosten van het faillissement daardoor niet vergoed krijgen uit de boedel, maar zou deze kosten zelf moeten dragen.
De fiscale wetgever heeft in het kader van het Belastingplan 2018 voorgesteld om artikel 17 lid 2 Invorderingswet 1990 (hierna: “IW 1990”) te laten vervallen. Indien dit voorstel daadwerkelijk wordt ingevoerd, dan zou dit betekenen dat aan het verzet tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel van de Ontvanger niet langer schorsende werking toekomt. Dit kan grote gevolgen hebben voor uw onderneming.
Op 2 juni 2017 heeft de Hoge Raad bepaald dat het adviesrecht van de ondernemingsraad in beginsel ook van toepassing is in faillissementen. De curator zal daarom de ondernemingsraad in beginsel in de gelegenheid moeten stellen om zich over een voorgenomen doorstart uit te laten.
Inleiding
Op 1 juli 2016 is de Wet civielrechtelijk bestuursverbod in werking getreden. Deze wet is samen met de Wet herziening strafbaarstelling faillissementsfraude gericht op het bestrijden van faillissementsfraude en tracht te voorkomen dat de in een eerder stadium frauderende bestuurders hun activiteiten voortzetten door simpelweg een nieuwe vennootschap op te richten.
Op insolventiegebied heeft de Hoge Raad in 2016 een aantal interessante uitspraken gedaan.
Turboliquidatie is een snelle manier om een vennootschap te liquideren. De algemene vergadering van aandeelhouders van de vennootschap besluit tot ontbinding van de vennootschap, waardoor de vennootschap ophoudt te bestaan. De ontbinding dient vervolgens te worden ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (artikel 2:19 lid 4 BW).
In een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 28 april 2016 wordt één van de (middellijk) bestuurders van bouw- en sloopbedrijf Hildon Bouwservice B.V. (hierna: “Hildon”) veroordeeld om het tekort in de boedel te voldoen. Het beroep op disculpatie van de bestuurder faalt, omdat hij (kort gezegd) op de hoogte was van het handelen van zijn medebestuurder (tevens broer) en onvoldoende maatregelen heeft genomen om (de gevolgen van) de onbehoorlijke taakvervulling af te wenden.
Summary
In its judgment Rabobank/Reuser of 3 June 2016, the highest court of justice in the Netherlands (Hoge Raad or Supreme Court) ruled that:
Na jarenlange onduidelijkheid heeft de Hoge Raad op 3 juni 2016 geoordeeld dat op goederen die onder eigendomsvoorbehoud zijn geleverd een geldig pandrecht kan worden gevestigd. Dit is goed nieuws voor ondernemers.