Supreme Court 22 January 2022, ECLI:NL:HR:2020:80 - www.rechtspraak.nl
Introduction
Recently, the Supreme Court dealt with the following question: can the bankruptcy trustee recover a payment made from a bank account with a debit balance in the name of the bankrupt company after the bankruptcy date, as undue payment due to a breach of the fixation principle or the equality of creditors principle?
Hoge Raad 22 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:80 (www.rechtspraak.nl).
Introductie
In het onderhavige arrest buigt de Hoge Raad zich over de volgende vraag: kan de curator een girale betaling, gedaan na datum faillissement vanaf een op naam van de failliet staande bankrekening met een debetsaldo, als onverschuldigd terugvorderen wegens strijdigheid met het fixatiebeginsel of de paritas creditorum?
Introduction
Het is pandhouders op grond van artikel 3:246 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) toegestaan om een pandrecht op vorderingen uit te winnen door middel van het opeisen van de vordering. Deze bevoegdheid omvat tevens het recht om zekerheidsrechten uit te winnen die aan de verpande vordering zijn verbonden. Dit is bevestigd in een arrest van de Hoge Raad van 18 december 2015 (ABN AMRO / Marell).
Feiten
Pursuant to Article 3:246 paragraph 1 of the Dutch Civil Code (DCC) pledgees have the power to enforce their right of pledge on receivables by claiming (direct) payment of the receivable. This power also includes the right to enforce rights of pledge that in their turn have been granted as security for the repayment of the pledged receivable. The Supreme Court confirmed this in its judgement of 18 December 2015 (ABN AMRO / Marell).
On 3 June 2016, the Supreme Court ruled that a valid right of pledge can be established on goods that are delivered subject to retention of title (of ownership). If the buyer is declared bankrupt, the conditional ownership can become an unconditional ownership if the condition precedent is fulfilled (mostly full payment of the purchase price). Next to the buyer, the pledgee can also fulfil this condition. As a consequence, these goods are not part of the bankrupt estate, so that the pledgee can take recourse against these goods.
The facts
Op 3 juni 2016 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er een geldig pandrecht kan worden gevestigd op zaken die onder eigendomsvoorbehoud zijn geleverd aan de koper. Indien de koper failliet wordt verklaard, kan het voorwaardelijke eigendomsrecht uitgroeien tot een onvoorwaardelijk eigendomsrecht door vervulling van de voorwaarde jegens de verkoper (veelal volledige betaling van de koopsom). Ook de pandhouder kan deze voorwaarde vervullen. Het gevolg hiervan is dat genoemde zaken niet in de faillissementsboedel vallen, maar dat de pandhouder hier verhaal op kan nemen.
Het hof Amsterdam heeft in het voorjaar van 2016 een uitspraak gedaan over het ontstaansmoment van vorderingen van zorgaanbieders op patiënten en/of zorgverzekeraars. Het ontstaansmoment van een vordering is relevant om in geval van een faillissement van de pandgever te kunnen bepalen of een vordering (reeds) bestond – en dus geldig kan zijn verpand – of dat een vordering nog niet bestond – en dus niet geldig kan zijn verpand.
Feitencomplex